De klimaatcrisis schreeuwt om een andere blik op emoties
Essay over hoe persoonlijke doelen samenvallen met grote zingevingsvragen
Er moet meer aandacht komen voor seculiere spiritualiteit, om de confrontatie met de dreiging van de klimaatcatastrofe om te kunnen gaan, zo is te lezen in het boek Bewustzijnscultuur: Spiritualiteit, intellectuele integriteit en de planetaire crisis van filosoof Thomas Metzinger dat onlangs in een Nederlandse vertaling verscheen.
Door het afnemen van het aantal gelovigen in Nederland wordt betekenis niet meer aangereikt vanuit religie (‘meaning of life’). Individuen moeten er zelf naar op zoek (‘meaning in life’), zo blijkt uit onderzoek van het SCP (Buiten kerk en moskee; Religie in een pluriforme samenleving. Diversiteit en verandering in beeld, 2022). Dit kan zorgen voor een grotere mentale belasting en een mogelijke toename van problemen die hiermee worden geassocieerd, zoals burn-outs, zo stelt het bureau.
Des te vreemder dat Metzinger wars is van emoties. Ik denk juist dat hier een onontgonnen terrein ligt, en emoties juist een serieuze plek binnen de metafysica verdienen. Ik pleit daarom voor een herdefinitie van emoties, namelijk als fysische signalen op schaal van ruimtetijd. Dit perspectief plaatst persoonlijke betekenis in de universele belevingswereld, en lost – zo heb ik het persoonlijk ervaren – het lichaamgeestprobleem op. Met deze filosofie kunnen we niet alleen de existentiële crisis gevoelsmatig aan, maar ook het hoofd bieden.
“Wat zijn emoties?” vroeg ik aan eens mijn psychotherapeut. Ik ervoer ze als evolutionaire bijproducten, waaraan je net niets had. Soms leken ze bijzonder nuttig – het is natuurlijk heel fijn om van je naasten te houden – en tegelijkertijd zo onbetrouwbaar als wat. Dat was de reden voor de sessies: mijn lijf gaf angstsignalen af die nergens op sloegen. Mijn therapeut had eigenlijk geen zinnig antwoord op mijn vraag. In ieder geval niet iets dat mij als rationele bèta aansprak. Maar toen deze EFT-therapeut begon over ‘actietendensen’, begon mij iets te dagen. Actiepotentialen, opgeslagen energie, die iets in beweging kunnen zetten, dát kende ik wel.
Om een lang verhaal kort te maken: ik besloot vanaf dat moment al mijn emoties serieus te nemen. Niet in de zin dat ik er direct op reageerde, maar wel dat ik ze aannam als signaal van de buitenwereld en; het onderzoeken waard. En dat was de start van een fenomenologische analyse langs wegen die ik als nuchtere Groninger nooit had willen accepteren. De filosofische thema’s waar ik vanuit mijn Alma mater zo bekend mee was – bewustzijn, tijd, toeval, realiteit, waarheid – beleefde ik nu aan den lijve.
Ik ervoer dat Descartes miszat, omdat ik ook met enkel voelen kon zijn. Gödel onvolledigheidstelling vertelde me dat ik me nooit zou lukken om mijn brein mijn lijf opnieuw de juiste betekenis aan te leren. Met een taalspel van gedichten kon ik mijn proces vangen, en daarin zag ik hoe de werkelijkheid van familiegelijkenissen aan elkaar hangt. In Wittgensteins én Freudiaanse zin: concepten met hetzelfde gevoel hebben dezelfde betekenis. Ik leerde dat metaforen de hiërarchische lagen in onze werkelijkheid verbindt: letterlijke en figuurlijke symbolen verwijzen naar dezelfde ervaring, alleen de wetenschappelijke schaal waarop je kijkt verschilt.
Achteraf gezien een unieke kans om op deze wijze filosofie te bedrijven, op dat moment zeer beangstigend. Maar ik hield me aan mijn eigen principe: ik nam al mijn gevoelens serieus en volgde ze, en daar leerde ik veel van. Ik begreep dat emoties verwijzen naar een gebeurtenis uit het verleden of de toekomst, waaruit wij het heden construeren. Als dat leidt tot een discrepantie, dan weet je dat je iets moet. Dat signaal kan in jezelf beleven – je lijf geeft een andere duiding van een gebeurtenis dan je hoofd – of in relatie met een ander.
Ik maakte tijdreizen, steeds langs dezelfde herinneringen, mentaal én fysiek. Naasten gingen mee terug naar het verleden, om samen gedeelde ervaringen te herschrijven. We kwamen tot een nieuwe rolverdeling, waarbij we afstoten als één van ons iets te veel van de ander had aangetrokken. Dat gaven we aan elkaar terug, in de hoop dat die het oppakte. We probeerden onze emotie met woorden over te brengen, en als dat niet lukt volgt een andere uiting. En zo werd ik gewaar wat de drager van onze interactie is. Uitwisseling van emoties, dat is het verplaatsen van energie over tijd, en ruimte.
Goden of fysica?
Voordat de wetenschap ons wereldbeeld ontrafelde, was alles emotie. Waarnemingen die de mens niet begreep, die we niet direct konden herleiden tot een gebeurtenis in onze nabije omgeving, duidden we als emoties van Goden. We waren bang van de boze Thor, die de donder op ons afstuurde. Nu weten we dat het geladen deeltjes zijn die met elkaar botsen, zijn we misschien nog bang, maar we zien het niet meer als boosheid. De wetenschap heeft ons besef van het ‘hier en nu’ flink opgerekt.
En daarmee is een vreemde scheiding in ons rationele wereldbeeld gekomen. We duiden sommige signalen als emotie, en sommige sec als fysisch verschijnsel, ook al geven ze ons hetzelfde gevoel. Wij ervaren de warmte van onze naasten als liefde die zij ons geven, maar zullen niet snel zeggen dat de zon van ons houdt. Emoties a priori alleen aan mensen toekennen, plaatst onszelf buiten de natuur en vice versa. Ik denk dat het tijd is om deze wereldbeelden weer te verenigen. De klimaatproblemen als emoties van Moeder Aarde gaan zien, of onze eigen emoties ook als fysische verschijnselen gaan zien. Het zijn dezelfde signalen, alleen bekeken op een andere schaal.
In zijn boek “The Math of the Body, Soul and Universe” beschrijft natuurkundige Norbert Schwarzer onze mind in wiskundige termen, waarbij hij de algemene relativiteitstheorie en de gravitatiewetten combineert. Hij komt daarmee op dezelfde conclusies die ik in mijn persoonlijke onderzoek trok: ook onze interactie voldoet aan de wetten van de fysica. Door mensen te beschrijven in attributen – of zoals ik het zie, ervaringen met een betekenis – kunnen we onze eigen interactie vergelijken met moleculen, atomen of planeten. We zetten elkaar onder druk, dat creëert spanning en dus krijg je weerstand. We trekken elkaar aan, en stoten elkaar af. Dit is de logische vervolgstap op de Copernicaanse revolutie: ook wij draaien in ervaringen om elkaar heen, en wisselen energie uit over ruimtetijd.
Betekenis
Ratio zonder emoties is intelligentie zonder bewustzijn. Betekenisloos, zoals AI ons nu nog laat zien. The hard problem of consiousness kun je zo niet oplossen. Dat lukt alleen als we stellen dat we niet alleen ín de realiteit leven, maar het vormen, of beter gezegd: zijn. Onze fysieke zelf, gelokaliseerd in het hier en nu, is een construct van ons brein. De werkelijkheid – de hele werkelijkheid - is simpelweg bewustzijn in beweging, zo stelt Bernando Kastrup in Waarom materialisme totale onzin is (2023). Dat betekent dat we onderdeel van de natuur zijn, en dus van het klimaat. Ook wij zijn energie, in ons denken en voelen. Als je jezelf verandert, door het verleden in jezelf aan te gaan, verander je de realiteit van morgen.
Dit perspectief geeft ons moreel besef, en zingeving. Een gedeeld bewustzijn brengt eigenaarschap, en daarmee verantwoordelijkheid voor de toestand in de wereld. Het betreft onszelf. Maar het geeft ook hoop, omdat we wel degelijk iets wezenlijks kunnen bijdragen. We zijn niet beperkt tot groene keuzes, maar kunnen energie leveren door het recyclen van historische sporen in ruimtetijd. Door onze persoonlijke geschiedenis en die van onze voorouders aan te gaan, en te verbinden met ervaringen in het hier en nu, ontstaat er verandering. Onze invloed is daarmee misschien wel groter dan de druppels op de gloeiende plaats. Het butterfly-effect vertelt hoe een vlinder boven Azië een tornado in Amerika te weeg kan brengen. Als we deze chaostheorie vertalen naar drukgebieden in ruimtetijd, dan kan zelfs een kleine verwerking een heel groot effect te weeg brengen in onze wereld. Ik vond in ieder geval zelf een troostrijke gedachte, dat ik door de chaos in mezelf de entropie in het universum zou kunnen verlagen.
Spiritualiteit is het gevoel onderdeel te zijn van iets groters. In mijn ogen is dat de realiteit, die we met emoties ervaren, en met denken plaatsen. Metzinger heeft gelijk dat we moeten durven falen, zoals Lisa Doeland in haar Apocalypsofie (2023) stelt. We moeten de angst toelaten dat het niet goed met ons afloopt, en ons huidige bestaan durven loslaten. Falen is vallen, diep in ruimte en tijd, niet wetende of je weer terugkomt. Maar als het lukt om met verdriet en boosheid in het diepe verleden nieuwe verbindingen te leggen tussen oude ervaringen, dan komt er nieuwe energie vrij. Deze kwantumverstrengeling ervaren we als een Eurekagevoel, dat nieuw inzicht brengt. Deze route kan ons een nieuwe Verlichting brengen, waarbij religie en wetenschap elkaar nog meer vinden in wat er echt toe doet in onze wereld. En voor mij het belangrijkste: het laat zien hoe persoonlijke doelen samenvallen grote zingevingsvragen.
Marcia van Oploo MSC MA is filosoof, cognitiewetenschapper, ervaringsdeskundige en kunstenaar. Ze bracht de dichtbundel Zinnen met Spelen (2022) uit waarin ze haar proces door existentiële angsten beschrijft, en is auteur van MeVersum (2023), een psychologische roman waarin grenzen tussen mens en AI vervagen.